MIJN VADER
Bert (Johannes Lambertus) Webster
en de Tweede Wereld Oorlog 1940-1945
Mijn onderzoek resultaten zal ik hier in chronologische volgorde en volgens een tijdlijn publiceren.
Na jaren van onderzoek in diversen archieven heb ik een beeld gekregen van wat mijn vader is overkomen in de oorlog van ’40-’45. Hoewel ik heel veel aanwijzingen heb gevonden is het harde bewijs nog zoek of vernietigd door de Duitsers.
Aannemersfirma HODAM,
v Dort van de Stolkweg 31, Den Haag
Mijn vader Johannes Lambertus Webster ook wel Bert of Bertus genoemd heeft in Polen in een Groot Kamp gewerkt.
Zie hier zijn verslag in een tijdlijn van zijn reis van Haarlem naar Krakow ev…..
Via Nederlandse Oostbouw (Oostcompagnie)
– Te werk gesteld –
……………….. door aannemersfirma HODAM v Dort van de Stolkweg 31, Den Haag, als SS frontarbeider
Te werk gesteld op vrijdag 26-02-1943 naar Polen Via een firma’s – Dat zijn bedrijven die door de Duitsers zijn aangewezen om arbeiders te leveren voor de Arbeids Einzats (Arbeidsbureaus werden ingezet voor de werving en administratie van die arbeiders)
26-02-1943 om 8:30 Vertrekpunt Haarlem op een vrijdag
Richting Den Haag Hollands spoor daar overgestapt op de trein naar Amersfoort om 21:00 vertrok de trein.
27-02-1943 eind van de ochtend begin van de middag aankomst bij de Duitse grens
27-02-1943, 12:00 Zaterdag middag aangekomen in Bentheim
28-02-1943 aankomst 11:30 een Zondag, in Berlijn opgesplitst en als SS Frontarbeider naar Polen gebracht, waarschijnlijk met de treinen van Firma Todt-Speer
01-03-1943 Maandag
02-03-1943 Dinsdag ze staan in Lindervie?.
03-03-1943 Woensdag de grens over richting Katowice
04-03-1943 Donderdag Aankomst Krakau
05-03-1943 Vrijdag doorgereden naar een heel groot kamp?
06-03-1943 Zaterdag aangekomen op bestemming
(welke weet ik niet, Ik vermoed kamp Pustków (ivm boswerk) Debrica nabij Krakau).
Vanaf begin april 1943, in de tweede periode van de operatie van kamp Pustków, arriveerden meer transporten van gevangenen uit verschillende steden in het gebied van Polen.
Vanaf begin april 1943, in de tweede periode van de operatie van het kamp, arriveerden meer transporten van gevangenen uit verschillende steden in het gebied van Polen, waaronder Tarnów, Warschau, Krakau, Nowy Sącz, Rzeszów, Miechów en Sanok. Ze werden in een steeds groter wordend kamp geplaatst. Onder de gevangenen bevonden zich ook vrouwen, voornamelijk politieke gevangenen, voor wie twee barakken gescheiden waren. De ene was een flatgebouw, de andere een werkplaats. Vrouwen werkten voornamelijk in de naaikamer van het kamp en in de wasserij en keuken. Vanaf april 1943 en ook transporten die worden gebruikt om gevangenen uit Pustków te vervoeren.
Ondanks de relatieve verbetering van de levensomstandigheden ging het slopende werk door en de uitgeputte organismen hadden last van ziekten. Afranselingen en mishandeling van gevangenen waren aan de orde van de dag. “Elke dag gingen de gevangenen aan het werk in het nabijgelegen bos, omringd door Duitse bewakers en honden. In de mars kregen de gevangenen het bevel om te zingen, en degenen die niet zongen kregen het bevel om te vallen – sta op, ren de mars en de honden trokken aan het lichaam van deze gevangenen.
Het werk was bij de bouw van een grote schietbaan, en tijdens het werk mocht het geen minuut rusten, en toen een van de gevangenen rustte, werd hij onmiddellijk geslagen met knuppels en geschopt met schoenen door de nazi’s” [Getuigenis van Józef Tkaczow, AMRD]. Alle werken werden uitgevoerd met behulp van de verdeling van gevangenen in zogenaamde commando’s – compacte werkgroepen onder één beheer.
Er waren verschillende permanente commando’s, terwijl de anderen op ad hoc basis werden gecreëerd. De Raportführer of lagerälteste wees gevangenen toe aan individuele commando’s. Het grootste commando was het bouwen van een grote schietbaan. Het had meer dan 800 gevangenen en werd bewaakt door ongeveer 50 bewakers. Tot de vaste commando’s behoorden ook degenen die in de houtzagerij in Ocieka of in militaire economische pakhuizen werkten. Van de groepen die werden opgericht om individuele werken uit te voeren, was er één het “Blizna” -commando, verantwoordelijk voor grondafgravingen en betonwerken, tijdens de bouw van de raketwerper in Blizna.
De Brief aan mijn moeder is geschreven op 06-06-1943 Drie maanden na aankomst bij het kamp.
Ik zet hier nog een keer de scans van die brief het zijn 9 pagina’s van zijn reis naar dit kamp
mijn vermoeden is een duits trainings kamp maar ik kan het niet bewijzen middels transpoortlijsten of appel boekjes dan wel uitbetalings gegevens
Hier een passage uit zijn verslag aan de SVB:
– Berlijn – Polen – Krakau – Pustków (Debica) –
………………………………………met Haarlemse stadgenoten ging ik in een normale treincoupé ’s naar Utrecht. Volgens mij was er bewaking van Duitsers met platen op hun borst. Vanuit Utrecht werd ik samen met anderen in goederenwagons naar Duitsland vervoerd. Overdag werd niet gereden. Bij aankomst in Berlijn werd een aantal personen, die ook in de goederentrein waren, afgezet in Berlijn. In Berlijn kreeg ik andere oude kleding. Ik en anderen werden verder vervoerd naar Polen, Ik vertelde, dat men de wagons niet mocht verlaten. In 9 dagen bereikte ik Polen,
Het moet voorjaar 1943 zijn geweest. In Polen werd ik in auto’s samen met Duitsers overgebracht naar een plaats, iets van Puszkopf (naam??) . Het was een klein dorp op het platteland. Ik werd ontdaan van luizen, opgedaan tijdens de reis in de goederenwagon. Mijn kleding werd verbrand. Ik kreeg weer andere kleding te dragen. Ik vermoed dat het kleding was van Joodse personen. Ik woonde in een barak samen net nog meer Nederlanders. Op mijn kleding droeg ik geen onderscheidingstekens. Ik kon mij vrij naar het dorp bewegen .
Ik had een soort “ausweis”. Ik moest sloten graven, en boswerk verrichten. Verblijf heeft circa 5 maanden geduurd.
Daarna werd ik overgebracht naar Krakau, waar ik moest helpen met het opzetten van nieuwe gebouwen op een spooremplacement. Ik woonde in barakken en had enige bewegingsvrijheid. Ik droeg mijn eigen voordien aan mij verschafte kleding. Ik vertelde dat ik destijds op korte termijn was getrouwd om bij tewerkstelling buiten Nederland in ieder geval eerder verlof te kunnen krijgen dan een ongehuwde. Toen de honorering van het verlof in Krakau echter uitbleef heb ik in navolging van een andere tewerkgestelde Nederlander met een bijl zijn linkerhand bewerkt.
Ik toon de rapporteur een verdikking boven op mijn hand. Omdat ik het opgedragen werk, door de toegebrachte verwonding niet meer kon verrichten werd mij opgedragen de barakken schoon te houden. Later werd ik hulp-kok in het barakkenkamp.
In december 1943 kreeg de ik samen met anderen verlof en keerde ik naar Haarlem terug………………………………………………….
Hij heeft ook in het “Oranje Hotel”
in Scheveningen gevangen gezeten.
Hier een passage uit zijn verslag aan de SVB:
…………….. Bij melding op de “beurs” kreeg de ik de opdracht mij te melden bij de eerdergenoemde firma van Dort in den Haag, waar ik door werd verwezen naar een Duits bureau (Geleitstelle) op het adres J. P. Coenstraat in den Haag. Bij melding op laatst bedoeld Bureau waar uitsluitend Duitsers waren moest ik in een hoek van een kamer staan. Later kwamen er nog meer Nederlanders in de kamer. Nachts werd ik met een Duitse auto naar, wat ik het “Plein” noem, gebracht. Daar heb ik urenlang met mijn handen tegen de muur in een lange gang moeten staan. Later werd de ik opgesloten in een cel . De volgende dag werd ik door een Nederlandse rechercheur naar de cellenbarakken van het “Oranjehotel” gebracht. Ik zat in een cel met een “bijbelvorser” uit Aalsmeer en een student. Ik droeg zijn eigen kleding. Circa 3 weken verbleef ik in de cel . Nadien volgde transport per trein onder bewaking van Duitsers naar het kamp Amersfoort. Dit moet in februari 1944 zijn gebeurd…………………………
Ik realiseer me dat dit niet snel door anderen word opgepikt maar het is het proberen waard